
Spreekwoorden: (1914)
Iemand den nek toekeeren,d.w.z. zich met verachting van iemand verwijderen, zich van hem afwenden; iemand geen blik verwaardigen, hem den rug toedraaien, vooral van de fortuin gezegd; hetzelfde als Iemand met den nek aanzien. Vgl. De Brune, Bank. I, 215; Vondel, Jos. in Egypte, 343; Hooft, Ged. I, 2...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Iemand den nek toekeeren,d.w.z. zich met verachting van iemand verwijderen, zich van hem afwenden; iemand geen blik verwaardigen, hem den rug toedraaien, vooral van de fortuin gezegd; hetzelfde als Iemand met den nek aanzien. Vgl. De Brune, Bank. I, 215; Vondel, Jos. in Egypte, 343; Hooft, Ged. I, 2...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.